Nokia 9357261 Cell Phone User Manual


 
104
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
In het beginvenster van Terminal worden de gedefinieerde
terminalverbindingen weergegeven. De toepassing Terminal en de toepassing
Telnet emuleren beide het VT100-terminalscherm (zie figuur 10).
Als u verbinding wilt maken met een van tevoren gedefinieerde terminalhost,
selecteert u deze en drukt u op Connect (Verbinden).
Als u nieuwe verbindingen wilt maken of bestaande verbindingen wilt
bewerken, drukt u op Define (Definiëren).
Als u de instellingen voor inkomende dataoproepen wilt wijzigen, drukt u op
Settings (Instellingen), selecteert u de instelling en drukt u op Change
(Wijzigen). De beschikbare instellingen zijn:
Local echo for incoming data call (Lokale weergave voor inkomende
dataoproep) Als u deze optie instelt op On (Aan), worden tekens die op het
toetsenbord van de communicator worden getypt op het scherm van de
communicatorinterface (dat wil zeggen: lokaal) weergegeven. Als u de optie
instelt op Off (Uit), worden ze op de externe hostcomputer weergegeven.
Line end for incoming data call (Regeleinde voor inkomende dataoproepen)
Hiermee bepaalt u welk teken wordt gegenereerd met de toets Enter bij
inkomende gegevens. De mogelijkheden zijn: Linefeed (LF) (Extra regel),
Carriage return (CR) (Regeleinde) en Carriage return - Linefeed (CR/LF)
(Regeleinde - Extra regel).
Terminal-verbindingen definiëren
Als u op Define (Definiëren) hebt gedrukt in het Terminal-beginvenster,
worden de gedefinieerde terminalverbindingen weergegeven.
Als u de geselecteerde verbinding wilt verwijderen, drukt u op Delete
(Verwijderen).
Als u bestaande terminalverbindingen wilt bewerken, drukt u op Edit
(Bewerken). Als u een nieuwe verbinding wilt definiëren, drukt u op New
(Nieuw). De volgende instellingen zijn beschikbaar:
Connection name (Verbindingsnaam) Hier voert u de verbindingsnaam in.
De naam kan naar believen worden gedefinieerd.
Phone number (Telefoonnummer) Het telefoonnummer om toegang te
krijgen tot de service. Het telefoonnummer kan spaties en streepjes bevatten.
Figuur 9