85
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
overgenomen.
Meer informatie over aanmeldscripts vindt u in het bestand scripts.txt
op de diskette die bij de communicator is geleverd.
PPP compression: On/Off (Compressie: Aan/Uit) — Hiermee versnelt u de
gegevensoverdracht wanneer deze instelling wordt ondersteund door
de externe PPP-server. Als u problemen hebt met het tot stand brengen
van een verbinding, kunt u deze optie instellen op Off (Uit).
IP address (IP-adres) — Het IP-adres van de communicator.
Default gateway (Standaardgateway) — Het IP-adres van het systeem
dat de gateway vormt voor communicatie buiten het lokale netwerk.
Network mask (Netwerkmasker) — Geeft aan welk deel van het IP-adres
van de communicator het netwerk aanduidt.
Primary nameserver (Primaire naamserver) — Het IP-adres van de
primaire naamserver.
Secondary nameserver (Secundaire naamserver) — Het IP-adres van de
secundaire naamserver.
E-mail
Het e-mailsysteem van de Nokia 9110i Communicator is compatibel met de
Internet-protocollen SMTP, IMAP4, POP3, MIME1 en MIME2.
U start Mail in het beginvenster van de Internet-toepassingen door Mail (E-
mail) te selecteren en op de toets Select (Kiezen) te drukken. In het
beginvenster van Mail worden de volgende mappen weergegeven:
Own texts (Eigen teksten) — Bevat de teksten die u met de communicator hebt
gemaakt. De weergegeven documenten kunnen opgemaakte tekst bevatten,
maar in de editor verschijnt de tekst zonder opmaak.
Received mail (Ontvangen e-mail) — Bevat e-mail die uit de externe postbus is
opgehaald. Zie ”E-mail ophalen” op pagina 91.
Document outbox (UIT-vak voor documenten) — De functie voor het beheren
van uitgaande communicatie van de communicator.
Remote mailbox (Externe postbus) — Dit is de elektronische postbusservice die
al uw e-mail ontvangt. Deze service kan worden aangeboden door de
netwerkexploitant, uw bedrijf of een Internet-aanbieder. De vereiste
instellingen voor de postbus en de Internet-toegangspunten worden
beschreven in ”Mail-instellingen” op pagina 86.
Tip: sommige Internet-
aanbieders noemen deze
naamservers DNS1 en DNS2.