Nokia 9357201 Cell Phone User Manual


 
Internet
112
1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Local echo for incoming data call (Lokale weergave voor inkomende
dataoproep) — Als u deze optie instelt op On (Aan), worden tekens die op het
toetsenbord van de communicator worden getypt op het scherm van de
communicatorinterface (dat wil zeggen: lokaal) weergegeven. Als u de optie
instelt op Off (Uit), worden ze op de externe hostcomputer weergegeven.
Line end for incoming data call (Regeleinde voor inkomende dataoproepen) —
Hiermee bepaalt u welk teken wordt gegenereerd met de toets Enter bij
inkomende gegevens. De mogelijkheden zijn: Linefeed (LF) (Extra regel),
Carriage return (CR) (Regeleinde) en Carriage return - Linefeed (CR/LF)
(Regeleinde - Extra regel).
Terminal-verbindingen definiëren
Als u op Define (Definiëren) hebt gedrukt in het Terminal-beginvenster,
worden de gedefinieerde terminalverbindingen weergegeven.
Als u de geselecteerde verbinding wilt verwijderen, drukt u op Delete
(Verwijderen).
Als u bestaande terminalverbindingen wilt bewerken, drukt u op Edit
(Bewerken). Als u een nieuwe verbinding wilt definiëren, drukt u op New
(Nieuw). De volgende instellingen zijn beschikbaar:
Connection name (Verbindingsnaam) — Hier voert u de verbindingsnaam in.
De naam kan naar believen worden gedefinieerd.
Phone number (Telefoonnummer) — Het telefoonnummer om toegang te
krijgen tot de service. Het telefoonnummer kan spaties en streepjes bevatten.
Data bits: 7/8 (Databits: 7/8) — Een communicatieparameter die specifiek is
voor een service/host.
Parity: None/Odd/Even (Pariteit: Geen/Oneven/Even) — Een communicatie-
parameter die specifiek is voor een service/host.
Stop bits: 1/2 (Stopbits: 1/2) — Een communicatieparameter die specifiek is
voor een service/host.
Local echo: On/Off (Lokale weergave: Aan/Uit) — Als u deze optie instelt op On
(Aan), worden tekens die op het toetsenbord van de communicator worden
getypt op het scherm van de communicatorinterface (dat wil zeggen: lokaal)
Figuur 9