Systeem
138
1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De communicator automatisch vergrendelen
1 Druk op Settings (Instellingen) in het beginvenster van de Security-
toepassing.
2 Selecteer Autolock period (Periode automatische vergrendeling) en druk op
Change (Wijzigen).
3 Toets uw vergrendelcode in en geef een periode voor de automatische
vergrendeling op. Als de communicator gedurende de opgegeven periode
inactief blijft, wordt deze automatisch vergrendeld.
De communicator handmatig vergrendelen
1 Druk op Lock system (Vergrendelsysteem) in het beginvenster van de
Security-toepassing.
2 Als de optie Autolock period (Periode automatische vergrendeling) is
ingeschakeld, wordt het apparaat direct vergrendeld. Is de optie Autolock
period uitgeschakeld, dan moet u de vergrendelcode intoetsen voordat het
apparaat wordt vergrendeld.
Nadat de communicator is vergrendeld, moet u de juiste vergrendelcode
opgeven om het apparaat weer te kunnen gebruiken. Inkomende gesprekken
kunnen echter via de telefoon worden beantwoord en faxen en korte
berichten worden gewoon ontvangen.
De communicator ontgrendelen
1 Typ uw vergrendelcode in het invoerveld.
2 Druk op OK.
De beveiligingsinstellingen wijzigen
1 Druk op Settings (Instellingen) in het beginvenster van Security.
2 Selecteer de gewenste instelling en druk op Change (Wijzigen).
3 Toets een code in als daarom wordt gevraagd, en druk op OK.
4 Kies een nieuwe waarde.
Opmerking: als de communicator is
vergrendeld, is het mogelijk dat u via de
telefooninterface wel het
voorgeprogrammeerde alarmnummer
kunt kiezen (112 of een ander nummer).
Tip: de meeste beveiligingsfuncties
kunnen ook in het menu Security
options van de telefoon worden
gewijzigd. Zie ”Settings (Instellingen,
menu 4)” op pagina 171.