Internet
115
1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Als u bestaande verbindingen wilt bewerken, drukt u op Edit (Bewerken) en
als u nieuwe Telnet-verbindingen wilt opgeven, drukt u op New (Nieuw). De
volgende instellingen zijn beschikbaar:
Connection name (Verbindingsnaam) — Hier kunt u de naam van de
verbinding opgeven. De naam kan naar believen worden gedefinieerd.
Destination host (Bestemmingshost) — Hier voert u het verbindingsadres in.
De host wordt aangeduid met een numeriek IP-adres of een alfanumerieke
hostnaam. Plaats, indien nodig, de naam van de bestemmingspoort voor TCP
achter het IP-adres, hiervan gescheiden door een dubbele punt (:).
Internet access points (Internet-toegang) — Hier kunt u een aanbieder
selecteren in de lijst met aanbieders. Als u een andere aanbieder wilt
selecteren, drukt u op de toets Change (Wijzigen) en selecteert u een nieuw
toegangspunt uit de lijst.
Backspace key: (Backspace-toets) BS/DEL — Hier wordt aangegeven of de
backspace-toets van het toetsenbord als Backspace- (BS) of als Delete (DEL)
wordt gebruikt.
Telnet-verbinding
Als u verbinding hebt gemaakt met het externe systeem, drukt u op Keys
(Toetsen) om de speciale toetsen van de VT100 te emuleren, die niet
beschikbaar zijn op het toetsenbord van de communicator. De speciale
toetsen zijn:
Vier functietoetsen: PF1-4. De specifieke functie van deze toetsen is
afhankelijk van de service of het programma waarmee u bent verbonden.
Alle toetsen van de toetsenborden van VT100-toepassingen (getallen 1 tot
en met 9, minteken, komma, punt, streepje, Enter).
De volgende VT100-functies: reset terminal, Ctrl-\, Ctrl-], Ctrl-~, Ctrl-?.
Bij een Telnet-verbinding omvatten deze speciale toetsen de volgende
opdrachten (deze kunnen worden gebruikt op de externe systemen die deze
opdrachten ondersteunen):
Interrupt (Onderbreken) — Hiermee onderbreekt u het huidige proces op de
externe computer.
Figuur 10